Op 13 november 1990 overlijdt Nico Haak aan een hartaanval. Voordat Haak bekend werd bij een groter publiek, runde hij met zijn broer Dik een autospuiterij in Delfgauw (nabij Delft). Tijdens het werken vermaakte hij zichzelf en de mensen om hem heen met zingen, fluiten en moppen tappen. In 1970 werd hij ontdekt door Martin Stoelinga, destijds de manager van twee andere bandjes. Deze adviseerde Haak om wat eigen repertoire te gaan schrijven.
Het advies werd door Haak opgevolgd en samen met zijn benedenbuurman Polle Eduard (destijds lid van Tee Set en After Tea) verzon Haak een aantal liedjes. Door de contacten van Stoelinga kwam Haak in contact met Cor Aaftink en maakte hij een plaatje met de titel Ik zou zo graag in mijn leven (wel ‘s wat willen beleven). Op de b-kant van deze single staat het nummer “De Vlieger”, dat geschreven werd door Haak en Han Grevelt en later bekend geworden is door de vertolking van André Hazes. Haak begon met enkele optredens en er werd een bandje geformeerd met de naam De Paniekzaaiers, een project van Haak, Peter Koelewijn en Eduard.
In 1973 breekt Nico definitief door met de hit “Joekelille”, dat gevolgd wordt door hits als “Honkietonkie Pianissie” en “Foxie Foxtrot”, dat in het Duits een enorme hit wordt als “Schmidtchen Schleicher” bij de Oosterburen, Zwitserland en Oostenrijk. Eind 1979 komt er een einde aan zijn samenwerking met Peter Koelwijn, “Anders slaan we elkaar vandaag of morgen nog met een microfoon de hersens in” aldus Koelewijn. Het markeert ook de succesperiode van Haak. Hij is 51 jaar geworden.